Waaraan het ook ligt, graag wil ik wegkruipen in een zweterige hotelkamer. Het raam zou er open staan, voile gordijnen rustig golven en vele meters onder me zou druk verkeer alle zintuigen verzadigen en het denken vertragen. Ik zou een short dragen of een jurk, het hoeft niet mooi te zijn, zolang ik het zweet maar in mijn knieholtes voel.
Ik zou er alleen zijn. De stad onder me ongekend en niet angstaanjagend. Later op de avond zou ik er tussen felle neonlichten gepland verloren lopen.
Ik wil net ontwaken en moeizaam opstaan en dat de hele dag door. Telkens opnieuw de dag aanvatten, los van zonnestanden en kloktijden. Honderd dagen in een etmaal, zoveel kansen in één dag. En tussendoor telkens de wissende slaap.
In de kleine badkamer doe ik niet veel meer dan mijn tanden poetsen en lippenstift aanbrengen en weer afvegen. Niet na elke slaap, maar op het ritme van de noodzaak. Ik lees halve bladzijden en laat gedachten onafgewerkt.
Geduldig en indien nodig eindeloos wacht ik er, zonder enige haast. Om tot nu toe telkens opnieuw te kiezen voor de slaap.
In de hotelkamer zijn slechts twee opties, de één niet roemrijker dan de andere: slagen of slapen. De eerste verzekerd succesvol, de tweede als steeds weerkerende en schaamteloze wegwasserij. Ik zal niet wakker blijven zonder intentioneel succes. Nog niet gerealiseerd, misschien wel nooit. Ik blijf wachten en ontwaken.
Verder dan ooit lijkt die hotelkamer.
Hier is het meestal moeten en haasten en éénmaal-andermaal.
Op gestolen momenten sluit ik mentaal de deuren en tracht een interne schemerkamer op te bouwen.
De ideale soundtrack heb ik tenminste al.
3 opmerkingen:
Oh, jong, wat heb ik uw posts toch gemist!
Hemeltje, wat kan jij schrijven.
wat een schrijftalent! Meer van dat...
Een reactie posten