Goed/fout

Er zijn zo van die dagen dat je niet weet of je blij moet zijn of ambetant.

Mijn redenen tot blijheid: de zon schijnt - in de bib wilde een meisje mijn kopies betalen - ik heb de rest van de pastasalade opgegeten.

Mijn redenen tot ambetantigheid: ik heb de rest van de pastasalade opgegeten. Het was veel te veel voor één persoon en toch is het op. - De kat had overgegeven in de keuken. Ik had het niet gezien. Ik liep op blote voeten.

Nog even nadenken naar welke kant de balans zal overslaan...