Ik hoef dat niet meer te vertellen, dat vorige week Vlaanderen geel-zwart kleurde. We werden gepaaid met de troost dat andere partijen zwaar achterover getuimeld waren. Maar wat zijn we daarmee, als de winnaars niet meer dan trieste overlopers zijn. Of dat onze stad toch nog steeds een rood-groene bril draagt. Ja, maar we worden ouder en groter en niet al onze ledematen passen nog altijd in deze ene stad. We zwermen uit, tijdelijk of sedentair, en wat als we op die nieuwe plek ons schuldig moeten voelen over elke gemorste kruimel.
Soit, wat zou ik over politiek een blad vullen, ik ken er helemaal niets van.
Ik wilde het enkel even hebben over dat ouder worden, dat uitzwermen.
Ons ouder worden werd bewezen door de mate waarin we afgelopen zondag werden opgeroepen om te gaan controleren of tellen. We mogen dat nu. We naderen de dertig of passeerden die mijlpaal recentelijk. We zijn nu verstandig en worden vertrouwd in bepaalde capaciteiten. We tellen mee, we zijn nu volwassen.
Toen ik me dat bedacht, overschouwde ik dat volle wasdom van anderen en mezelf. Hoe we de duplo's en schoolbanken achter ons lieten en werken. Soms meer dan we willen, soms op een andere manier dan gedroomd, soms plots niet meer. We zijn absoluut bereid tot werken, we kunnen berekenen, vertalen, bouwen. Indien nodig willen we ook gerust de vaat doen. Niemand die dat gelooft en ons toestaat. We verlangen nochtans echt naar werk. Omdat het onze passie is, omdat we een huis kochten of omdat de avonturier in ons op reis wil.
We reizen ver en lang. We willen de wereld vanuit elk perspectief zien, hebben het gevoel in onze eigen stad alles en iedereen teveel gezien te hebben of denken dat het zal helpen vergeten. We blijven thuis omdat de wereld zoveel heeft te bieden dat we niet kunnen kiezen, omdat we een huis kochten of omdat we weten dat niet ruimte maar enkel tijd kan doen vergeten.
We vergeten, we zoeken een nieuw lief en vinden geen. We vinden één en voelen krampachtig hoe we het alweer verliezen. We hebben een lief en zien het doodgraag en plots niet meer. We hebben geen honger maar wel buikpijn. We verstaan de ander niet en onszelf nog veel minder. We denken dat het nooit meer goed komt en een jaar later kopen we een huis met iemand nieuw. We gaan met ons lief tweewekelijks naar ons ouders en zien elke keer opnieuw de twijfel in de ogen van ons ma. We vragen ons af of dit volwassen zijn is.
|
(Julie Van Wezemael) |
We zijn volwassen, dus in het weekend gaan we fietsen, winkelen, eten. We zien familie en vrienden van vroeger. We verkiezen echter onze vrienden van nu en bij voorkeur bij nachte. Er wordt gedronken en gedanst en de nacht wordt benut om alle ballast in weg te stoppen. We willen vergeten en de volgende ochtend herinneren we ons soms minder dan gewenst.
We wensen iedereen alle goeds. Onszelf misschien stiekem nog het meest. Maar de ander ook, zeker weten. Zolang het onze eigen voorraadpot aan geluk niet doet slinken. Dus feliciteren we elkaar hartelijk met onuitputtelijke voorspoed. Baby's, huizen, carrières. Daar draait het om en over de rest zwijgen we.
We zwijgen tot het niet meer lukt en we bij die enkelingen moeten aankloppen met de beste koffie. We kunnen er ons schouders laten hangen, keer op keer hetzelfde betreuren of simpelweg zeggen dat we het allemaal niet weten. De enkelingen weten het vaak ook niet en net dat geeft ons troost. Samen met de hete koffie en de schouderklopjes. We stappen buiten en voelen ons opgelapt, misschien zelfs wat ouder en verstandiger.
We hebben duizend manieren om het project volwassenheid te realiseren. Ze hebben nog niet allemaal hun succes bewezen. Maar soms voelen we het: we zijn nu oud genoeg om te tellen.